Wat als je nog één week te leven had?
Stel je voor.
Je krijgt te horen dat je nog precies één week hebt. Zeven dagen.
Wat zou je doen?
Zou je meteen je agenda leegmaken, alles schrappen dat niet klopt met je hart?
Zou je de natuur in trekken, je voeten in het gras, je gezicht in de zon, je armen rond de mensen die je lief zijn?
Zou je iets willen afmaken, iets vergeven, iets zeggen dat je al veel te lang hebt ingehouden?
Wie zou je bellen?
Wie zou je nog willen zien?
Wat zou je eindelijk durven voelen, zeggen, zijn?
Misschien voel je een golf van spijt. Dat je je zo lang hebt aangepast.
Dat je zo hard hebt gewerkt voor dingen die, nu het eind nadert, eigenlijk zo weinig betekenen.
Die schoenen. Die keuken. Die job. Die status.
Tralala, zoals ik het soms noem.
En dan voel je het: wat écht telt is zelden tastbaar.
Het is een glimlach. Een stilte. Een aanraking.
Een wandeling in het bos met een dierbare vriendin. Een kop thee in de ochtendzon.
Een eerlijk gesprek. Iemand in de ogen kijken en zeggen: "Ik zie je."
Als we wisten dat we nog één week te leven hadden, zouden we het anders doen.
We zouden zachter zijn voor onszelf. Meer aanwezig. Dankbaarder.
We zouden zijn in plaats van doen.
En misschien is dat wel de uitnodiging van deze gedachte:
niet om bang te worden voor de dood,
maar om de dood te gebruiken als kompas.
Om het leven dat we nu nog hebben, ten volle te leven.
Vandaag. Niet later.
Om te kiezen voor wat ons echt levendig laat voelen.
Om onze energie te richten op wat voedt, niet op wat leegzuigt.
Om ruimte te maken voor eenvoud, voor verbinding, voor waarheid.
Want het leven is kostbaar.
Niet omdat het eeuwig duurt,
maar precies omdat het eindig is.
Dus stel jezelf af en toe de vraag:
Wat als ik nog één week had?
Wat zou ik dan doen?
En vooral:
Wat houd me nu tegen?